Nieuws
Voortgezette huur door partner van overleden huurder niet vanzelfsprekend
Kan een partner in een huurwoning blijven wonen, als de hoofdhuurder overlijdt? De wet stelt daaraan nogal wat voorwaarden.
Een woningcorporatie verhuurt sinds 2011 een woning aan een man. Als die overlijdt, vraagt zijn vriendin of zij in de woning mag blijven wonen. Het antwoord is nee, de corporatie vraagt de kantonrechter (Den Haag) voor recht te verklaren dat de huurovereenkomst van rechtswege is geëindigd (vanwege het overlijden van de huurder). En anders moet de kantonrechter de huurovereenkomst ontbinden. De vriendin stelt dat de huurovereenkomst is voortgezet op grond van medehuurderschap. Zij heeft de huur na het overlijden steeds betaald, de corporatie heeft dat altijd ‘zonder protest’ behouden – dat is ‘voortzetting’ en er is een nieuwe huurovereenkomst ontstaan.
Duurzame huishouding
De hoofdregel luidt in dergelijke zaken als volgt: indien een huurder overlijdt, eindigt de huurovereenkomst van rechtswege – tenzij sprake is van een voortzetting van de huurovereenkomst door de medehuurder. Als een persoon die officieel geen medehuurder is in de woonruimte zijn hoofdverblijf heeft en met de overleden huurder een duurzame gemeenschappelijk huishouding heeft gehad, kan deze de huur nadien voortzetten. Dit moet door de rechter worden bepaald. Deze vordering moet binnen zes maanden na het overlijden van de huurder zijn ingediend.
Medehuurder
Voor medehuurderschap is vereist dat deze medehuurder echtgenoot of geregistreerd partner was, of iemand die duurzaam met de huurder samenwonende. In dat laatste geval moeten beiden een verzoek tot medehuurder bij de verhuurder hebben ingediend, en dat verzoek moet zijn geaccepteerd. De vriendin in deze zaak is geen medehuurder. Het stel was niet getrouwd en hun partnerschap stond niet geregistreerd. De vriendin vroeg ná het overlijden of zij in de woning mocht blijven, niet vóór het overlijden, en haar verzoek kwam niet binnen zes maanden na het overlijden. De kantonrechter oordeelt dat de huurovereenkomst met de overleden man niet wordt voortgezet door de vriendin, de huurovereenkomst is van rechtswege beëindigd.
Ontruiming
Is er wel een nieuwe huurovereenkomst ontstaan? Daarvoor is vereist dat er sprake is van aanbod en aanvaarding, en partijen moeten de wil hebben gehad om tot een overeenkomst te komen. In deze zaak heeft de corporatie niet de wil gehad een huurovereenkomst met de vriendin te sluiten. Zij heeft daar ook geen aanbod toe gedaan. Dat de corporatie de huurpenningen heeft ontvangen, is daarvoor onvoldoende. De vriendin had te horen gekregen dat zij eerst een schriftelijk verzoek moest indienen, de corporatie zou op grond daarvan bepalen of zij inderdaad een huurovereenkomst met haar zou willen sluiten. Van gerechtvaardigd vertrouwen kan daarom geen sprake zijn. Conclusie: de vriendin moet de huur betalen tot de laatste dag dat zij in de woning verblijft, en daarna de woning ontruimen. Daarvoor krijgt zij nog vijf maanden.
Bron: Rechtbank Den Haag | jurisprudentie | ECLI:NL:RBDHA:2025:9335 11430657 / 24-23185 | 28-05-2025